top of page

Ongemakkelijke waarheid: Oatly en Alpro voeden intensieve veehouderij

Klanten weten van niets, maar fabrikanten van havermelk en sojamelk verkopen jaarlijks miljoenen liters veevoer aan boeren. Voor idealistische consumenten smaakt dat waarschijnlijk wrang. Toch is het tijd om aan die verwevenheid te wennen


### Goed om te zien dat u mogelijk anderen inspireert met onze journalistieke content. We vragen u enkel voor persoonlijk gebruik onze content te kopiëren, om geen inbreuk te maken op onze Algemene Voorwaarden. Vraag anders naar onze bedrijfslicenties via klanten@fdmediagroep.nl ###


Havermelkfabrikant Oatly weet hoe je weerstand moet pareren: zet het op een melkpak. Toen een zuivelproducent het Zweedse bedrijf voor de rechter sleepte, printte Oatly de aanklacht op de verpakking van de havermelk, zodat klanten konden meelezen. Boze reacties op sociale media? Idem dito, op het pak. Weigeren levensmiddelenfabrikanten om de CO2-voetafdruk op hun producten te zetten, zoals Oatly doet? In koeienletters: 'Hey food industry, show us your numbers'.


Oatly mag dus graag plaagstoten uitdelen, maar heeft de afgelopen jaren ook moeten leren incasseren. Toen investeerder Blackstone instapte als aandeelhouder, dreigden boze klanten meteen met een boycot. Blackstone werd in verband gebracht met ontbossing van de Amazone - iets dat de investeerder altijd heeft ontkend - en investeerde in de sojateelt voor veevoer. Door geld van Blackstone aan te nemen, zou Oatly zijn plantaardige ziel verkopen.


Één aspect bleef daarbij buiten beschouwing: fabrikanten zoals Oatly en Alpro maken zelf ook veevoer. Bij de productie van haver- en sojamelk komen namelijk miljoenen liters pulp vrij: een enorme reststroom met veel waardevolle eiwitten en vezels. Vanwege de hoge voedingswaarde is weggooien geen optie.


Plantaardige bedrijven verkopen dit mengsel veelal aan de intensieve veehouderij - een industrie die klanten juist vaak willen omzeilen door plantaardig te kopen. Ook de Nederlandse fabriek van Oatly en de Vlaamse fabriek van Alpro leveren voer aan veehouders, bevestigen de bedrijven na vragen van het FD.


Minimaal 1,5 miljoen kilo vlees

Het beursgenoteerde Oatly heeft fabrieken in Zweden, Nederland, Azië en de Verenigde Staten en verkocht in 2021 zeker 36% van zijn wereldwijde reststromen aan boeren, wat neerkomt op 29 miljoen liter haverpulp. Met de eiwitten in die hoeveelheid havermengsel kun je jaarlijks minimaal 1,5 miljoen kilo vlees produceren, zegt een varkenshouder desgevraagd.


Oatly verkoopt zijn resten alleen aan varkenshouderijen, en dus niet aan boeren met koeien. Samenwerking met de zuivelindustrie zou de marketing van het Zweedse bedrijf ingewikkeld maken, want Oatly heeft slogans als 'wow no cow'. Pr-technisch zijn varkens dus veiliger terrein. Alpro stuurt zijn veevoer zowel naar varkens als koeien.


Het Belgische Alpro is onderdeel van het beursgenoteerde Danone en stuurt alle sojaboonresten van zijn Vlaamse, Franse en Britse fabriek naar de veehouderij. Het wil niet zeggen om hoeveel liter het gaat, maar in 2019 ging alleen vanuit de Vlaamse fabriek al 60 miljoen liter sojaveevoer naar boeren, via een samenwerking met veevoederbedrijf ForFarmers. Sindsdien is de vraag naar zuivelalternatieven - en daarmee het volume aan sojapulp - hoogstwaarschijnlijk gegroeid.


Veevoer vs. biogas

Oatly en Alpro lijken te beseffen dat de samenwerking gevoelig ligt. Op hun websites staat de bestemming van hun reststromen behoorlijk goed verstopt.


Van Oatly was alleen bekend dat het bedrijf in thuisland Zweden haverresten verkoopt aan varkenshouders. Dit leidde in 2018 tot boosheid bij klanten. Hierop kondigde het bedrijf aan te gaan inzetten op nieuwe manieren van restverwerking, waaronder voeding voor mensen en biomassa. In de VS stuurt Oatly zijn haverpulp nu bijvoorbeeld naar een vergister, die er biogas van maakt. Oatly koopt dit biogas ook weer in, om de Amerikaanse fabriek van energie te voorzien.


In 2019 opende Oatly een productielocatie in het Zeeuwse Vlissingen. Ook deze fabriek zou alle haverdrab naar een vergister sturen, in lijn met de nieuwe strategie. Maar sinds begin 2022 gaat de bulk ook in Nederland naar varkenshouders, blijkt uit vragen van het FD. 'We evalueren continu hoe ons haverresidu op de meest duurzame manier kan worden ingezet', zegt Oatly desgevraagd. 'Daarom zijn we in Vlissingen overgestapt van biogas naar diervoeder.'


In zijn reactie verwijst het havermelkbedrijf naar een richtlijn voor overgebleven voedsel, de zogeheten 'Food Waste Hierarchy'. Hierin staat dat restproducten van voeding het best naar mensen kunnen gaan, dan naar dieren en daarna pas naar biogas en biomest (en in het laatste geval naar de afvalstort).


Klinkt sympathiek, maar...

Biogas of biomest komt het voedselverlies niet ten goede, schrijft ook Alpro. 'Als onze koeien moeten eten, dan maar liever duurzaam geproduceerde, lokaal getransporteerde, niet genetisch gemodificeerde resten van onze producten. In plaats van speciaal voor hen geteelde sojabonen, afkomstig uit een exotische plek waar vroeger regenwoud was.'


Het omzetten van reststromen in biogas klinkt sympathiek, maar is verre van duurzaam, vindt ook Toine Timmermans, programmamanager duurzame voedselketens aan de Universiteit Wageningen. 'Het kost veel meer energie om deze resten te produceren dan je eruit kan halen met vergisting.'


Jaap Korteweg, eigenaar van plantaardig zuivelbedrijf Those Vegan Cowboys, ziet dat probleem minder. 'Havermelkproductie kost misschien meer energie dan je eruit haalt, maar bij de productie van vlees en zuivel is die balans vele malen ongunstiger.' Het is bovendien zaak dat de landbouw wordt gevoed met duurzame energie, zegt Korteweg, tevens oprichter van De Vegetarische Slager. 'Biomassa levert minder geld op, maar veevoer lijkt me in strijd met de intentie van de klant.'


Wetenschapper Timmermans vindt veevoer juist logischer, maar wijst wel op het enorme volume en de voedingswaarde van deze reststromen. Haverpulp bevat bijvoorbeeld veel meer waardevolle eiwitten en vezels dan de havermelk zelf, zegt de voedselexpert. 'Nutritioneel gezien is havermelk dus de restroom, niet de hoofdstroom. En maken deze bedrijven dus vooral hoogwaardig veevoer.'



Veehouder: 'Het is een win-win-situatie. Veehouder: 'Het is een win-win-situatie. Ik krijg voedzaam voer en maak daar mooi vlees van. En door mijn geld kunnen zij hun plantaardige producten goedkoper aanbieden.' Illustratie: Eleanor Shakespeare voor het FD


Een boterham met sojaspread

Over één ding zijn alle experts het eens: de beste bestemming voor plantaardige restproducten is voeding voor mensen. Op die manier gaan de voedingswaardes van de mengsels niet verloren (zoals bij vergisting) én kunnen plantaardige bedrijven zonder samenwerking met de veehouderij (zoals bij veevoer).


Dit hoeft niet onmogelijk te zijn: het pulp van de sojaboon heet okara en wordt gewoon gebruikt in Aziatische keukens. Ook voor haverdrab zijn al menselijke toepassingen, zoals meel voor koekjes. Toch kiezen Oatly en Alpro hier nog niet voor.


Oatly kreeg in 2018 een beurs voor de ontwikkeling van restproducten voor mensen. Vier jaar later is dat helaas nog niet gelukt, schreef het bedrijf onlangs in een update. 'Het blijkt niet eenvoudig om haverresten om te zetten in iets eetbaars. De eerste producten smaakten verschrikkelijk. Maar inmiddels hebben we veel vooruitgang geboekt. Stay tuned!'


Alpro noemt de bewerking van okara voor menselijke consumptie 'niet realistisch, vanwege te hoge kosten en energieverbruik'. Kleinere concurrenten zien die mogelijkheden wel. 'Wij maken al een lekkere sojaspread van onze okara', zegt Tom Grobben van De Nieuwe Melkboer, een boerenbedrijf dat Nederlandse sojadrink maakt. 'Het smaakt een beetje hummus-achtig.' Grobben wil alle waarde uit de sojaboon persen. 'Voor het klimaat is er niks mooiers.'


ROA, een havermelkbedrijfje uit Amsterdam, stuurt zijn pulp naar een bedrijf dat havervleesvervangers probeert te ontwikkelen, zegt oprichter Boris de Lorm. Veevoer heeft hij nooit overwogen. ‘Nee, want nog even los van het dierenleed: zo blijven we aan de gang.' Havervleesvervangers zijn 'een zoektocht', maar zeker niet onmogelijk, zegt De Lorm. 'Binnen een paar jaar liggen ze in de schappen.'


Vervagende grenzen

Tot die tijd zullen liefhebbers van haver- en sojamelk moeten accepteren dat hun duurzame aankoop óók voor veevoer zorgt. Dat is even wennen, maar past binnen de groeiende verwevenheid tussen plantaardige bedrijven en de traditionele voedingsindustrie.


In de afgelopen jaren werd De Vegetarische Slager overgenomen door levensmiddelengigant Unilever, ook wel bekend van de Unox-worsten. 's Werelds grootste slachter, het Braziliaanse JBS, kocht vleesvervangermerk Vivera. Inmiddels ligt de supermarkt vol met plantaardige alternatieven van traditionele zuivel- en vleesbedrijven, zoals FrieslandCampina en Vion.


Voor plantaardige bedrijven groeit bovendien de noodzaak om kosten te drukken en samen te werken. Zowel Oatly als Beyond Meat, ooit de groeibriljanten van de beurs, rapporteerde onlangs teleurstellende cijfers. De explosieve groei van plantaardige bedrijven is voorbij, zegt ING-econoom Thijs Geijer. 'Er zijn in korte tijd heel veel spelers bijgekomen.'


In dat kader van die concurrentie is het logisch om pulp als veevoer te verkopen, zegt de analist. 'Wie dat niet doet, loopt inkomsten mis en zet zichzelf met 1-0 achter. En door die concurrentie zal ook meer consolidatie gaan plaatsvinden.'


Overnames door 'de tegenpartij' behoren daarbij tot de mogelijkheden, maar Geijer wijst erop dat plantaardig en dierlijk geen gescheiden werelden zijn. Slechts 5% van de Nederlanders eet vegetarisch en 1% louter plantaardig, oftewel vegan. Pakweg 95% eet en drinkt zelf dus ook alles door elkaar.


Een varken in de tuin

Veevoederbedrijf ForFarmers heeft veevoer van resten van de voedingsindustrie vorige week tot speerpunt verklaard. Daarmee wil het bedrijf niet alleen zijn milieuprestaties verbeteren, maar ook zijn afhankelijkheid van buitenlandse grondstoffen verminderen, zoals maïs uit Oekraïne.


De samenwerking tussen ForFarmers en Alpro past helemaal in die nieuwe strategie, maar is duidelijk geen onderwerp waar de veevoederfabrikant graag over praat. 'De emoties in de landbouwsector lopen momenteel hoog op en dat is ingewikkeld', zegt Nick Major, verantwoordelijk voor duurzaamheid binnen ForFarmers. 'Terwijl deze samenwerking de onderlinge afhankelijkheid van de dierlijke en de plantaardige industrie juist mooi illustreert. Onze banden worden steeds beter zichtbaar, maar de realiteit is dat die er altijd zijn geweest. Resten van bierbrouwers, bakkers en koekjesfabrieken: het belandt allemaal in veevoer.'


Een varkenshouder die veevoer afneemt van een plantaardige zuivelfabrikant ergert zich aan de zwijgzaamheid over het onderwerp. 'Het is heel simpel: vroeger hadden mensen een varken in de tuin, die ze aardappelschillen en kliekjes voerden en later opaten. Deze samenwerking is de geïndustrialiseerde versie daarvan.'


De veehouder wil anoniem blijven om zijn samenwerking met het plantaardige bedrijf niet op het spel te zetten. 'Marketingtechnisch ligt dit lastig. En intern is het schijnbaar nogal een strijd.' Het is tijd dat plantaardige bedrijven de hele waarheid vertellen, vindt hij. 'Ze draaien veel verlies, maar verdienen aan veevoer. Ik zie onze afspraak als een win-win-situatie. Ik krijg voedzaam voer en maak daar mooi vlees van. En door mijn geld kunnen zij hun plantaardige producten goedkoper aanbieden. Het lijkt zowaar alsof we elkaar nodig hebben.'


Het gesprek over de toekomst van ons voedsel moet niet verzanden in wij-zij-denken, waarschuwt de varkenshouder. Want in de praktijk zijn de grenzen minder scherp dan gedacht, en kent de ongemakkelijke waarheid tal van nuances. Maar die passen dan weer niet op een melkpak.


Lees het volledige artikel: https://fd.nl/bedrijfsleven/1458366/ongemakkelijke-waarheid-oatly-en-alpro-voeden-intensieve-veehouderij-abl2aaUC6hAh?utm_medium=social&utm_source=twitter&utm_campaign=earned&utm_content=20221202

21 weergaven0 opmerkingen

Recente blogposts

Alles weergeven

Commentaires


bottom of page